Bedrijf aan de frequentieomvormer

De motor kan in de standaarduitvoering (met inachtneming van IEC 60034-17) met de frequentieomvormer worden gevoed. Als de nominale spanningen hoger zijn dan 415 V/50 Hz of 480 V/60 Hz, neem dan contact op met de servicedienst. Dimensioneer het nominaal vermogen van de motor vanwege de extra verwarming door harmonische stroom ca. 10% boven het gevraagde vermogen van het roerwerk. Bij frequentieomvormers die zijn voorzien van uitgangen met weinig harmonische stroom, kan de vermogensreserve van 10% worden teruggebracht. Het terugbrengen van de harmonische stroom wordt bereikt met uitgangsfilters. Stem de frequentieomvormer en het filter op elkaar af.

De dimensionering van de frequentieomvormer geschiedt volgens de nominale stroom van de motor. Let erop dat het roerwerk in het gehele regelgebied schok- en trillingsvrij (zonder trillingen, resonanties, pendelmomenten) werkt. De mechanische afdichtingen kunnen anders lek raken en worden beschadigd. Vanwege de stroomvoorziening met veel harmonische stroom is een verhoogd motorgeluid normaal.

Bij de parametrering van de frequentieomvormer dient u op de instelling van de kwadratische karakteristiek (U/f-karakteristiek) voor dompelmotoren te letten. De U/f-karakteristiek zorgt ervoor dat de uitgangsspanning bij frequenties lager dan de nominale frequentie (50 Hz of 60 Hz) aan het gevraagde vermogen van het roerwerk wordt aangepast. Nieuwere frequentieomvormers bieden ook een automatische energie-optimalisatie; met deze automatische prestatie wordt hetzelfde effect bereikt. Neem voor de instelling van de frequentieomvormer de inbouw- en bedieningsvoorschriften van de frequentieomvormer in acht.

Bij motoren die met een frequentieomvormer worden gevoed, kunnen storingen van de bewaking van de motor optreden. De volgende maatregelen kunnen deze storingen terugbrengen of voorkomen:

  • Houd grenswaarden van spanningspieken en stijgingssnelheden conform IEC 60034-25 aan. Bouw indien nodig het uitgangsfilter in.
  • Varieer de pulsfrequentie van de frequentieomvormer.
  • Gebruik bij storing van de interne bewaking van de afdichtingsruimte de externe dubbele staafelektrode.

De volgende constructiemaatregelen kunnen tot het terugbrengen of voorkomen van storingen bijdragen:

  • Gescheiden aansluitkabels voor hoofd- en besturingskabel (afhankelijk van de constructieve afmeting van de motor).
  • Bij de installatie voldoende afstand tussen hoofd- en besturingskabel aanhouden.
  • Gebruik van afgeschermde aansluitkabels.

Samenvatting

  • Min./max. frequentie bij continu bedrijf:
    • Asynchroonmotoren: 30 Hz tot nominale frequentie (50 Hz of 60 Hz)
    • Permanente magneetmotoren: 30 Hz tot aangegeven maximale frequentie volgens typeplaatje
    • LET OP! Hogere frequenties zijn na contact met de servicedienst mogelijk.
  • Neem extra maatregelen met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit in acht (keuze frequentieomvormer, filter gebruiken enz.).
  • Nooit de nominale stroom en het nominaal toerental van de motor overschrijden.
  • Aansluiting voor bimetaal- of PTC-sensor.