De instellingsassistent
Met de instellingsassistent is het niet meer noodzakelijk, het passende regelingstype en de extra opties voor de betreffende toepassing te kennen.
De instellingsassistent maakt de selectie van het passende regelingstype en de extra opties mogelijk via de toepassing.
Ook de directe selectie van een basisregelingstype gebeurt via de instellingsassistent.
Selectie via de toepassing
In het menu „Instellingen” na elkaar
- „Regelbedrijf instellen”
- „Instellingsassistent” kiezen.
Mogelijke toepassingsselectie:
Als voorbeeld dient de toepassing „Verwarmen”.
Door draaien van de bedieningsknop de toepassing „Verwarmen” kiezen en door drukken bevestigen.
Afhankelijk van de toepassingen zijn verschillende installatietypen ter beschikking.
Voor de toepassing „Verwarmen” zijn dat de volgende installatietypen:
Installatietypen voor toepassing Verwarmen |
---|
‣ Verwarmingselement |
‣ Vloerverwarming |
‣ Plafondverwarming |
‣ Luchtverwarmers |
‣ Open verdeler |
‣ Warmtewisselaar |
‣ Basisregelingstypen |
Als voorbeeld dient installatietype „Verwarmingselement”.
Door draaien van de bedieningsknop installatietype „Verwarmingselement” kiezen en door drukken bevestigen.
Afhankelijk van het installatietype zijn verschillende regelingstypen ter beschikking.
Voor het installatietype „Verwarmingselement” in de toepassing „Verwarmen” zijn dat de volgende regelingstypen:
Regelingstype |
---|
‣ Verschildruk ∆p-v |
‣ Dynamic Adapt plus |
‣ Loodstemperatuur T-const |
Voorbeeld: Regelingstype „Dynamic Adapt plus”
Door draaien van de bedieningsknop het regelingstype „Dynamic Adapt plus” kiezen en door drukken bevestigen.
Dynamic Adapt plus heeft geen verdere instellingen nodig.
Wanneer de selectie is bevestigd, wordt deze in het menu „Instellingsassistent” weergegeven.
Directe selectie van een basisregelingstype
In het menu „Instellingen” na elkaar
- „Regelbedrijf instellen”
- „Instellingsassistent”
- „Basisregelingstypen” kiezen.
Er kan worden gekozen uit de volgende basisregelingstypen:
Basisregelingstypen |
---|
‣ Verschildruk ∆p-c |
‣ Verschildruk ∆p-v |
‣ Slechtpunt ∆p-c |
‣ Dynamic Adapt plus |
‣ Debiet Q-const. |
‣ Multi-Flow Adaptation |
Temperatuur T-const. |
‣ Temperatuur ∆T-const. |
‣ Toerental n-const. |
‣ PID-regeling |
Een regelingstype met temperatuurregeling, het slechtpunt Δp-c-regeling en de PID-regeling vereist bovendien de selectie van de werkelijke waarde- of sensorbron (analoge ingang AI 1 / AI 2, interne sensor).
Met het bevestigen van een geselecteerd basisregelingstype verschijnt het submenu „Instellingsassistent” met de weergave van het geselecteerde regelingstype in de informatieregel.
Onder deze weergave verschijnen andere menu's, waarin parameters worden ingesteld.
Bijvoorbeeld: Invoer van de gewenste waarden voor de verschildrukregeling, activeren/deactiveren van de nachtverlaging, de No-Flow Stop-functie of invoer van het noodbedrijf-toerental.
Toepassing Verwarmen en koelen
De toepassing „Verwarmen en koelen” combineert beide toepassingen. De pomp wordt voor beide toepassingen afzonderlijk ingesteld en kan tussen beide toepassingen omschakelen.
In het menu „Instellingen” na elkaar
- „Regelbedrijf instellen”
- „Instellingsassistent”
- „Verwarmen en koelen” kiezen.
Eerst wordt het regelingstype voor de toepassing „Verwarmen” geselecteerd.
Installatietypen toepassing Verwarmen | Regelingstype |
---|---|
‣ Verwarmingselement | Verschildruk Δp-v Dynamic Adapt plus Loodstemperatuur T-const. |
‣ Vloerverwarming ‣ Plafondverwarming | Verschildruk Δp-c Dynamic Adapt plus Loodstemperatuur T-const. |
‣ Luchtverwarmers | Verschildruk Δp-v Dynamic Adapt plus Loodstemperatuur T-const. |
‣ Open verdeler | Aanvoertemperatuur T-const. Retour-ΔT |
‣ Warmtewisselaar | Aanvoertemperatuur T-const. Aanvoer-ΔT |
‣ Basisregelingstypen | Verschildruk Δp-c Verschildruk Δp-v Slechtste punt Δp-c Dynamic Adapt plus Debiet cQ Temperatuur T-const. Temperatuur ΔT-const. Toerental n |
Na selectie van het gewenste installatietype en het regelingstype voor de toepassing „Verwarmen” wordt het regelingstype voor de toepassing „Koelen” geselecteerd.
Installatietypen toepassing Koelen | Regelingstype |
---|---|
‣ Plafondkoeling ‣ Vloerkoeling | Verschildruk Δp-c Dynamic Adapt plus Loodstemperatuur T-const. |
‣ Lucht-klimatisatie-apparaat | Verschildruk Δp-v Dynamic Adapt plus Loodstemperatuur T-const. |
‣ Open verdeler | Aanvoertemperatuur T-const. |
‣ Warmtewisselaar | Aanvoertemperatuur T-const. Aanvoer-ΔT |
‣ Basisregelingstypen | Verschildruk Δp-c Verschildruk Δp-v Slechtste punt Δp-c Dynamic Adapt plus Debiet cQ Temperatuur T-const. Temperatuur ΔT-const. Toerental n |
Een regelingstype met temperatuurregeling vereist bovendien de toewijzing van de sensorbron.
Is de selectie gemaakt, verschijnt het submenu „Instellingsassistent” met de weergave van het geselecteerde installatietype en het regelingstype.
LET OP
Pas wanneer alle instellingen voor de toepassing „Verwarmen en koelen” zijn uitgevoerd, is het menu „Omschakeling verwarmen/koelen” voor verdere instellingen ter beschikking.
Omschakeling verwarmen/koelen
In het menu „Omschakeling Verwarmen/Koelen” wordt eerst „Verwarmen” geselecteerd.
Daarna andere instellingen (bijv. gewenste waarde-invoer, nachtverlaging,...) in het menu „Regelbedrijf instellen” uitvoeren.
Wanneer de instellingen voor het verwarmen zijn beëindigd, worden de instellingen voor het koelen uitgevoerd. Hiertoe in het menu „Omschakeling Verwarmen/Koelen” „Koelen” kiezen.
Andere instellingen (bijv. gewenste waarde-invoer, Q-LimitMax,...) kunnen in het menu „Regelbedrijf instellen” worden uitgevoerd.
Om een automatische omschakeling tussen Verwarmen en Koelen in te stellen „Automatisch” kiezen en een omschakeltemperatuur voor verwarmen en koelen invoeren.
Worden de omschakeltemperaturen over- of onderschreden, schakelt de pomp automatisch om tussen Verwarmen en Koelen.
LET OP
Wordt de omschakeltemperatuur voor het Verwarmen in het medium overschreden, werkt de pomp in de modus „Verwarmen”.
Wordt de omschakeltemperatuur voor het Koelen in het medium onderschreden, werkt de pomp in de modus „Koelen”.
In het temperatuurbereik tussen de beide omschakeltemperaturen is de pomp inactief. Hij transporteert alleen voor het meten van de temperatuur af en toe het medium.
Om inactiviteit te vermijden:
• moeten de omschakeltemperaturen voor verwarmen en koelen op dezelfde temperatuur worden ingesteld.
• moet de omschakelmethode met een binaire ingang worden gekozen.
Voor een externe omschakeling tussen „Verwarmen & koelen” in het menu „Omschakeling verwarmen/koelen” „Binaire ingang” kiezen.
De binaire ingang moet worden ingesteld op de functie „Schakelen tussen verwarmen/koelen”.
LET OP
Bij toepassing van de warmte-/koudehoeveelheidsmeting wordt de geregistreerde energie automatisch geregistreerd in de juiste teller voor koeling- of warmtehoeveelheidsteller.