Basis-regelfuncties

Afhankelijk van de toepassing staan basisregelfuncties ter beschikking.
De regelfuncties kunnen met de instellingsassistent worden geselecteerd:

  • Verschildruk ∆p-c
  • Verschildruk Δp-v
  • Slechtpunt ∆p-c
  • Dynamic Adapt plus (fabrieksinstelling bij uitlevering)
  • Debiet constant (Q-const)
  • Multi-Flow Adaptation
  • Temperatuur constant (T-const)
  • Verschiltemperatuur (∆T-const)
  • Toerental constant (n-const)
  • PID-regeling
Regelfuncties
Regelfuncties

Toerental constant (n-const / regelbedrijf)

Het toerental van de pomp wordt op een ingesteld constant toerental gehouden.

Verschildruk ∆p-c

De regeling houdt de door de pomp gegenereerde verschildruk via het toegestane debietbereik constant op de ingestelde verschildruk-gewenste waarde HGewenst tot aan de maximale karakteristiek.

Slechtpunt ∆p-c

Bij de functie „Slechtpunt ∆p-c” wordt met een externe verschildruksensor op een meetpunt op afstand geregeld. Daarbij komt de eerder beschreven ∆p-c regeling tot toepassing.
Deze functie is geschikt, om in installaties een verschildruk op een punt op afstand te verzekeren.

Verschildruk Δp-v

De regeling verandert de door de pomp aan te houden verschildruk-gewenste waarde lineair tussen gereduceerde verschildruk H en HGewenst.
De geregelde verschildruk H neemt met het debiet af of toe.
De stijging van de ∆p-v-karakteristiek kan door instellen van het procentuele aandeel van HGewenst (stijging ∆p-v-karakteristiek) op de betreffende toepassing worden aangepast.

In het contextmenu [•••] van de gewenste waarde-editor „Gewenste waarde verschildruk ∆p-v” zijn de opties „Nominaal bedrijfspunt Q” en „Stijging ∆p-v-karakteristiek” beschikbaar.

  • Nominaal bedrijfspunt Q:

Met het optioneel instelbare nominale bedrijfspunt wordt, door de aanvulling van de benodigde debietstroom in het dimensioneringspunt, de instelling aanzienlijk vereenvoudigd.
De extra indicatie van de benodigde debietstroom in het dimensioneringspunt verzekert, dat de ∆p-v-karakteristiek door het dimensioneringspunt verloopt.
De steilheid van de ∆p-v-karakteristiek wordt geoptimaliseerd.

  • Stijging ∆p-v-karakteristiek:

Voor de betere instelling van de ∆p-v-karakteristiek kan een reductiefactor aan de pomp worden ingesteld.
De reductiefactor reduceert de ∆p-v opvoerhoogte bij 0-debiet. Gebruikelijk is een reductiefactor van 50 % (H/2).
Wanneer de totale-debietbehoefte is gereduceerd, kan het bij sommige toepassingen met de klassieke ∆p-v-karakteristiek tot een onder- of overaanbod komen. Met de aanpassing van deze factor kan het over- of onderaanbod worden gecompenseerd:

• Bij een onderaanbod in het deellastbereik moet de waarde worden verhoogd.

• Bij een overaanbod in het deellastbereik kan de waarde worden gereduceerd. Er kan meer energie worden bespaard en stromingsgeluiden worden gereduceerd.

Dynamic Adapt plus (fabrieksinstelling)

Het regelingstype Dynamic Adapt plus past automatisch het pompvermogen aan de behoefte van de installatie aan. Een gewenste waarde-instelling is niet noodzakelijk.

De pomp past voortdurend de capaciteit aan de behoefte van de consument en de toestand van de geopende en gesloten ventielen aan en reduceert de ingezette pompenergie aanzienlijk.

Temperatuur constant (T-const)

De pomp regelt op een ingestelde streef-temperatuur TGewenst.

De te regelen Is-temperatuur wordt door

  • de interne temperatuursensor of
  • een externe, op de pomp aangesloten, temperatuursensor
  • bepaald.

Verschiltemperatuur constant (∆T-const)

De pomp regelt op een ingestelde verschiltemperatuur ∆TGewenst (bijv. verschil tussen aanvoer- en retourtemperatuur).

Is-temperatuurbepaling door:

  • de interne temperatuursensor en een externe temperatuursensor.
  • twee externe temperatuursensoren.

Debiet constant (Q-const)

De pomp regelt in het bereik van de karakteristiek een ingestelde debietstroom QGewenst.

Multi-Flow Adaptation

Een primaire pomp verzamelt met „Multi-Flow Adaptation” de debietbehoeften van de aangesloten secundaire pompen (bijv. aan een verdeler) via een Wilo Net-verbinding.
De primaire pomp transporteert de bij elkaar getelde debietstroom van de secundaire pompen naar de verdeling.
Om de voorziening aan te passen aan lokale omstandigheden, kunnen een versterkingsfactor (80 – 120 %) en een vast debietaandeel worden ingesteld. Het vaste deel van de debietstroom wordt altijd bij de bepaalde debietstroom opgeteld.

Door de gebruiker gedefinieerde PID-regeling

De pomp regelt aan de hand van een door de gebruiker gedefinieerde regelfunctie. PID-regelparameters kunnen handmatig worden ingevoerd.

Voor het instellen van de regelingstypen en de beschikbare extra regelfuncties zie hoofdstuk „Voorgedefinieerde toepassingen in de instellingsassistent”.