Installatie voorbereiden

  1. De buisleidingen met geschikte voorzieningen aan vloer, plafond of wand bevestigen, zodat de pomp niet het gewicht van de leiding draagt.
  2. Indien de pomp in de aanvoer van open installaties wordt gemonteerd, de veiligheidsaanvoer vóór de pomp aftakken (EN 12828).
  3. Pomp op een goed toegankelijke plaats monteren, zodat een latere inspectie of vervanging gemakkelijk mogelijk is.
  4. Alle las- en soldeerwerkzaamheden afsluiten.
  5. Installatie spoelen.
  6. Afsluitarmaturen voor en achter de pomp installeren.
  7. In- en uitlooptrajecten voor en na de pomp aanhouden.
  8. Zorg ervoor dat de pomp vrij van mechanische spanningen kan worden gemonteerd.
  9. 10 cm afstand om de regelmodule aan te brengen, zodat deze niet oververhit raakt.
  10. Toegestane inbouwposities in acht nemen.

Installatie binnen een gebouw

Pomp in een droge, goed geventileerde en – conform de beschermingsklasse (zie typeplaatje van de pomp) - stofvrije ruimte installeren.

VOORZICHTIG

Over-/onderschrijding van de toegestane omgevingstemperatuur!

Bij overtemperaturen schakelt de regelmodule uit!

  • Zorgen voor voldoende ventilatie/verwarming!
  • Regelmodule en pomp nooit met voorwerpen afdekken!
  • Een voldoende afstand van ten minste 10 cm rondom de regelmodule vrijhouden!
  • Omgevingstemperaturen onder -10 °C zijn niet toegestaan!

Installatie buiten een gebouw (buitenopstelling)

  • Toelaatbare omgevingsomstandigheden en beschermingsklasse in acht nemen.
  • Installeer de pomp in een huis die bescherming biedt tegen weersinvloeden. Omgevingstemperaturen onder -10 °C zijn niet toegestaan.
  • Bescherm de pomp tegen weersinvloeden zoals rechtstreekse zoninstraling, regen, sneeuw.
  • De pomp zo beschermen, dat de condensaatafvoergroeven vrij blijven van vervuilingen.
  • Voorkom de vorming van condensaat door passende maatregelen te treffen.