Installatie voorbereiden
- De buisleidingen met geschikte voorzieningen aan vloer, plafond of wand bevestigen, zodat de pomp niet het gewicht van de leiding draagt.
- Indien de pomp in de aanvoer van open installaties wordt gemonteerd, de veiligheidsaanvoer vóór de pomp aftakken (EN 12828).
- Pomp op een goed toegankelijke plaats monteren, zodat een latere inspectie of vervanging gemakkelijk mogelijk is.
- Alle las- en soldeerwerkzaamheden afsluiten.
- Installatie spoelen.
- Afsluitarmaturen voor en achter de pomp installeren.
- In- en uitlooptrajecten voor en na de pomp aanhouden.
- Zorg ervoor dat de pomp vrij van mechanische spanningen kan worden gemonteerd.
- 10 cm afstand om de regelmodule aan te brengen, zodat deze niet oververhit raakt.
- Toegestane inbouwposities in acht nemen.
Installatie binnen een gebouw
Pomp in een droge, goed geventileerde en – conform de beschermingsklasse (zie typeplaatje van de pomp) - stofvrije ruimte installeren.
VOORZICHTIG
Over-/onderschrijding van de toegestane omgevingstemperatuur!
Bij overtemperaturen schakelt de regelmodule uit!
- Zorgen voor voldoende ventilatie/verwarming!
- Regelmodule en pomp nooit met voorwerpen afdekken!
- Een voldoende afstand van ten minste 10 cm rondom de regelmodule vrijhouden!
- Omgevingstemperaturen onder -10 °C zijn niet toegestaan!
Installatie buiten een gebouw (buitenopstelling)
- Toelaatbare omgevingsomstandigheden en beschermingsklasse in acht nemen.
- Installeer de pomp in een huis die bescherming biedt tegen weersinvloeden. Omgevingstemperaturen onder -10 °C zijn niet toegestaan.
- Bescherm de pomp tegen weersinvloeden zoals rechtstreekse zoninstraling, regen, sneeuw.
- De pomp zo beschermen, dat de condensaatafvoergroeven vrij blijven van vervuilingen.
- Voorkom de vorming van condensaat door passende maatregelen te treffen.